Een grijze dag. Op het raam de minuscule spatjes van een heel fijn regengordijn dat bijna onzichtbaar neerdaalt op bladeren, hekjes, asfalt, fietsenzadels en stukjes mos op het dak.
De wereld is onzichtbaar doortrokken van water.
Ik zit droog binnen te schrijven maar binnenin mij klotst en ruist en stroomt het. Vloeiende stromen die maken dat de creatie die menselijk lichaam heet zonder moeite deze woorden schrijft, een kopje thee optilt en drinkt, haar hoofd naar het raam wendt.
Ik kijk naar de plant wier sappen ik een paar dagen geleden heb aangevuld.
Langzaam vocht pulserende wezens zijn wij. Ik voel ineens veel meer de verbintenis met alle nattigheid buiten.
Slechts een heel dun velletje scheidt mij van al dat andere stromende. Echt een heel dun laagje dat, als je niet goed oplet, zomaar gedachtes kan genereren van afgesloten zijn, eenzaamheid, verlorenheid.
Want zoom je in op al die sappen onder dat laagje, dan hoor je ze bijna bruisen, kolken, meanderen, klotsen en samenvloeien.
Nog nooit eerder deze gedachte gehad.
Nog nooit eerder mijn innerlijke delta zo voelen vloeien.
Geef een reactie